
Gezondheid
5G en gezondheid
Hoe gezond is 5G? Blootstellingslimieten en stralingsnormen beperken de impact op onze gezondheid. Om te begrijpen wat dat precies is, duiken we in de wereld van de elektromagnetische straling.
De onderzoekers bestudeerden de mogelijke link tussen het gebruik van mobiele telefoons en het risico op het ontwikkelen van hersenkanker. Daartoe stelden ze een prospectieve cohort samen, d.w.z. een groep van aanvankelijk gezonde mensen die gedurende een bepaalde periode werden gevolgd om te observeren of sommige een hersenkanker ontwikkelden, in het bijzonder de kankers die momenteel worden verdacht verband te houden met het gebruik van mobiele telefoons in contact met het oor tijdens gesprekken: glioom en meningeoom (twee soorten hersentumoren) en akoestisch neuroom (goedaardige tumor die verschijnt op de zenuw die de verbinding vormt tussen het oor en de hersenen).
Tussen 2007 en 2012 hebben de onderzoekers mensen gerekruteerd uit vijf landen: Denemarken, Finland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Aan het begin van de studie moesten de deelnemers een vragenlijst invullen over het gebruik van de mobiele telefoon tijdens hun leven: eerste jaar van regelmatig gebruik, gebruik jaar na jaar en huidig gebruik (gemiddelde tijd per week, aandeel handsfree telefoongesprekken gedurende de laatste drie maanden voor de deelname aan de studie). Bovendien werden de gebruiksgegevens afkomstig van de mobiele operatoren (aantal en duur van de oproepen) voor dezelfde periode verzameld. Aangezien de blootstellingsniveaus moeilijk te beoordelen waren, gebruikten de onderzoekers al deze gegevens en verschillende schattingsmethoden om zo dicht mogelijk bij de realiteit van de blootstelling ter hoogte van het oor te komen; daarbij hebben ze de gesprekstijd met een mobiele telefoon aan het oor geschat, de situatie die resulteert in de hoogste blootstellingsniveaus ter hoogte van het binnenoor en de hersenen. De gegevens over de hersenkankers werden verkregen uit de nationale kankerregisters en vervolgens vergeleken met de database van de deelnemers aan de studie om te bepalen wie hersenkanker had ontwikkeld.
In totaal werden 264.574 deelnemers in de studie opgenomen die gemiddeld iets meer dan 7 jaar werden gevolgd. De cohort bestond merendeels uit vrouwen (64%). De verhouding man/vrouw was voor elk land evenwichtig, met uitzondering van de Nederlandse cohort, die bijna uitsluitend uit vrouwen bestond (90%). Er zijn hersenkankers gediagnosticeerd bij sommige mensen die in het onderzoek waren opgenomen: 149 gliomen, 89 meningeomen en 29 akoestische neuromen. De resultaten van de analyses toonden geen verband aan tussen de hersenkankers en het gebruik van de mobiele telefoon.
Deze studie heeft verschillende positieve aspecten. Ze is gebaseerd op een grote steekproef van mensen uit verschillende landen. De prospectieve aard ervan, met het verzamelen van de gegevens over het telefoongebruik vóór de mogelijke verschijning van hersenkanker, vermindert de “recall bias”, die zich voordoet als de deelnemers hun gebruik niet nauwkeurig herinneren en informatie geven die niet met de werkelijkheid strookt, wat vaak het geval is wanneer mensen een ziekte oplopen, bijvoorbeeld in dit geval hersenkanker, en in hun verleden zoeken naar de oorsprong van deze kanker. In dit voorbeeld zien we een overschatting van het gebruik van de mobiele telefoon. Deze bias zou echter gedeeltelijk kunnen blijven bestaan, aangezien de deelnemers werden gevraagd naar hun gebruik van een mobiele telefoon vanaf 1985. De onderzoekers vermelden de facto de mogelijkheid van fouten in de classificatie van de deelnemers als min of meer blootgesteld vanwege de informatie over de vroegere gewoonten die is verzameld. Tijdens de zeven jaar dat ze gevolgd werden, is de informatie a priori correcter over het gebruik van mobiele telefoons. Ze hebben echter geprobeerd de kwaliteit van de data te verbeteren door gegevens (gespreksduur) te verkrijgen van de mobiele operatoren. Dit zijn objectievere en dus betrouwbaardere gegevens. Tot slot, vermeldden de onderzoekers een beperking, namelijk die van het onderscheidend vermogen met betrekking tot het akoestische neuroom en het meningeoom. Dit is te wijten aan het kleine aantal gevallen die tijdens de studie werden waargenomen.
Ondanks deze beperkingen is deze prospectieve cohortstudie van goede kwaliteit. De resultaten van deze studie gaan in dezelfde richting als de recente publicatie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De onderzoeksgroep concludeert immers dat er geen associatie is tussen het risico van glioom, meningeoom, akoestisch neuroom hoewel de zekerheid van de bewijzen matig of zelfs laag is (systematische review van de WHO).